8 procent van de studenten heeft te maken met stagediscriminatie. En dat is te veel, verklaarden de minister van Onderwijs, hogescholen en universiteiten in 2022 in een manifest. Aan de HU kwam een aanjager voor stagediscriminatie. Helpt dat? Een verkenning naar handvatten in een groot, grijs gebied.
De belangstelling voor stagediscriminatie is fors, zo blijkt uit nieuws, politiek en podcast. De landelijke conferentie erover, van 23 november, georganiseerd door de HU, was vrijwel meteen uitverkocht.
Hoe zit het met stagediscriminatie aan Hogeschool Utrecht? Diversity Officer Elena Valbusa was er ongerust over. Sinds haar aantreden in 2021 kreeg ze signalen van studenten met een migratieachtergrond of functiebeperking die te maken hadden met moeizame sollicitatieprocessen of discriminerende opmerkingen tijdens stages. Bovendien vertelden haar aandachtsfunctionarissen over handelingsverlegenheid bij docenten.
Valbusa: ‘Ik kreeg de indruk dat we geen eenduidige aanpak hadden, geen HU-brede richtlijnen, geen handvatten voor studenten en voor collega’s die signalen of klachten ontvangen. Daarom stelde ik voor dat een aanjager gelijke kansen aangesteld zou worden, die koersrichting aanwijst en advies geeft aan instituten.’
De antistagediscriminatie-aanjager: Irene Staat
Valbusa’s zorgen resulteerden in de komst van Irene Staat naar de HU in februari 2023. Zij kreeg als aanjager Gelijke Stagekansen de opdracht het gesprek aan de HU over stagedicriminatie aan te wakkeren en kennis erover te bevorderen.
Dit najaar organiseerde Staat bijvoorbeeld een workshop waarin zo’n vijftig stagebegeleiders en coördinatoren door een VR-bril stagediscriminatie aan den lijve konden ervaren. Daarnaast kregen zij een training van Expertisecentrum Diversiteitsbeleid Echo, waarin casussen en rollenspellen meer inzicht moesten geven in de problematiek.
Staat heeft een aanstelling van twintig uur per week. Aangenomen dat inderdaad 8 procent van de 40.000 HU-studenten te maken krijgt met stagediscriminatie, gaat het al gauw meer dan drieduizend studenten. Hoe kan zij die helpen? Volgens Staat is een halve werkweek genoeg voor haar opdracht. Sterker nog: ‘Die twintig uur per week is juist veel, als je het vergelijkt met de scholen om ons heen. En ik hoef het niet allemaal zelf te doen en te bepalen, dat doen opleidingen zelf. Mijn rol is om het gesprek en kennis te bevorderen. Dat lukt.’
Het is dus de bedoeling dat opleidingen hun kennis en ideeën over stagediscriminatie met elkaar gaan delen. Bovendien moeten ze hun studenten erbij betrekken om te toetsen of hun aanpak ook aansluit op de behoefte. Staat: ‘Daarvoor vraag ik regelmatig wat ze nodig hebben.’
Discriminatie: zijn we het eens?
Vraag medewerkers en studenten wat stagediscriminatie eigenlijk is en je krijgt niet één antwoord dat hetzelfde is. Want wanneer eindigt lompheid of onhandigheid en begint discriminatie? Een groot grijs gebied. ‘En juist daarom is het goed om erover te praten’, zegt Staat. ‘Studenten maken iets mee en vragen zich af: “Hoor ik dit nou goed? En is dit normaal?” Dan moeten ze een kader hebben of een stagebegeleider met zo’n kader bij wie ze zoiets kunnen toetsen.’
Staat noemt een voorbeeld van een student die op sollicitatiegesprek ging en de vraag kreeg waar ze vandaag kwam. ‘Met haar antwoord “uit Nieuw-Vennep” nam de werkgever geen genoegen. Die wilde weten waar ze oorspronkelijk vandaan kwam, vanwege haar getinte huidskleur. Een onbeleefde werkgever? Nee. Volgens Staat is zo’n vraag wel degelijk foute boel. ‘De student voelt zich er ongemakkelijk door. En ja, het is micro-agressie, dat valt onder discriminatie.’
Een ander voorbeeld dat ze noemt is van een student die al een paar weken aan het werk was op haar stage toen haar collega’s vroegen: ’We krijgen straks externen op bezoek – kan je hoofddoek dan even af?’ Dat is ook stagediscriminatie, volgens Staat: ‘We hebben het over gelijke kansen voor iedereen, waarin elke student kan zijn zoals hij is. Er is geen enkele inhoudelijke reden om deze student te vragen om haar hoofddoek af te zetten.’
Een laatste voorbeeld van Staat gaat over een student met dyslexie. Hij had een softwareprogramma nodig om te kunnen functioneren, maar het stagebedrijf wilde dat niet voor hem aanschaffen. Misschien had het bedrijf daar geen tijd of geld voor? ‘Dat kan, in het geval van een klein bedrijf, maar dan moeten ze dat uitleggen’, vindt Staat. Is het geen discriminatie als ze het kunnen uitleggen? Staat: ‘Dan is er in elk geval een respectvol gesprek met elkaar. Iets wat voor een bedrijf onmogelijk is om te organiseren is een gegeven, geen discriminatie.’
‘Geen zwarte mannen aan mijn deur’
Marijke Steenstra is stage-coördinator en stagebegeleider bij Werktuigbouwkunde en ervaart vooral een glibberig terrein. ‘Discriminatie is een zwaar woord. Er is een groot, grijs gebied waarbinnen je niet zeker weet of het discriminatie is. Tegelijkertijd willen we natuurlijk zowel aan organisaties als aan studenten duidelijk maken dat we het niet toelaten. Maar minstens even belangrijk is dat we laten zien hoe bepalend discriminatie, uitsluiting en achterstelling zijn voor het welbevinden van een student. En daarmee voor zijn functioneren.’
Soms ligt discriminatie er duimendik bovenop. Of toch niet? De roots van Mike Quinteros Akd liggen in Ecuador, studeert Verpleegkunde en liep stage in de thuiszorg. ‘Samen met mijn studiegenoot uit Afghanistan belden we op een ochtend aan bij een patiënt. Ze deed de deur niet voor ons open en belde het kantoor. “Ik vind het niet prettig dat twee zwarte mannen voor mijn deur staan”, zei de vrouw tegen een andere collega van ons.’
Daar wil ik voelsprieten voor ontwikkelen
Mike nam de afwijzing niet persoonlijk. ‘Veel vrouwen willen niet geholpen worden door een man. Misschien omdat ze een nare ervaring hebben gehad met het andere geslacht. Als kerel word je dan dus min of meer gediscrimineerd. Bovendien ben ik een internationale student, dat maakt het extra onbekend en beangstigend.’
Hij loste het probleem pragmatisch op en ging een uurtje later bij haar langs met een vrouwelijke collega. ‘En ik bood mijn excuses bij haar aan. Ik neem het haar niet kwalijk en respecteer haar wens. Ze is een oudere vrouw en ik vermoed dat ze er niet echt bij stil staat. Als ze jonger was geweest, en cognitief in orde, had ik er wel wat van gezegd.’
Staat: ‘Sommige mensen doen of laten dingen met de beste bedoelingen, maar maken zich evengoed schuldig aan discriminatie. En dat moet stoppen.’
‘Dat ik het niet expliciet hoor, wil niet zeggen dat het er niet is.’
Steenstra ziet de studenten die ze begeleidt soms worstelen. ‘Ze denken dat het erbij hoort, dat het aan hen ligt, dat ze niet moeilijk moeten doen. Ze zijn doodsbang om de relatie en hun stagekansen te verpesten. Het is dan mijn plicht, als stagebegeleider om te reageren als ik zoiets merk. Daar wil ik voelsprieten voor ontwikkelen. En ik wil leren wat ik dan het beste kan doen ten opzichte van de student en het bedrijf.’
Waarin ben jij bijzonder? En wat betekent dat?
Stagecoördinator Tobia Westra heeft zelden met stagediscriminatie te maken gehad. ‘Dat wil zeggen: ik heb geen studenten ontmoet die expliciet melden dat ze zijn gediscrimineerd op stage. Soms zegt een student dat hij heel veel heeft gesolliciteerd, maar nog niet is aangenomen. Of dat dan discriminatie is, weet ik niet. Dat ik het niet expliciet hoor, wil niet zeggen dat het er niet is.’
Hoe waardevol ervoeren ze de trainingen?
Westra en Steenstra volgden allebei in oktober de trainingen van Irene Staat. Wat vonden ze ervan?
Steenstra ervoer ze als nuttig. Althans, voor het grootste gedeelte. ‘We hebben gesproken over wat het is, wiens verantwoordelijkheid het is, hoe je discriminatie herkent – van grote issues tot micro-agressie. Wat ik lastig blijf vinden, is dat ik nog steeds niet weet hoe ik het aankaart bij studenten tijdens een stagevoorlichting. Het wordt snel een dooddoener als je zegt: “Jongens, de HU tolereert geen stagediscriminatie, dus als je denkt dat je ermee te maken hebt, kaart het aan.” De vorige keer dat ik het probeerde, begonnen ze te gniffelen, als in: “dat overkomt mij toch niet.”’
Westra: ‘Blijkbaar waren de trainingen nodig, want ik was me vóór die twee dagen niet zo bewust van het fenomeen stagediscriminatie. Inmiddels heb ik met mijn collega een aanvraag gedaan voor een afstudeeropdracht over het onderwerp, en hoe het zit met de wetgeving. Studenten kunnen zich daarvoor inschrijven. Bovendien ga ik er binnenkort iets over vertellen aan de leerteambegeleiders van het tweede jaar. Eigenlijk kun je het onderwerp gemakkelijk aansnijden als docent, door te vragen: “Waarin ben jij bijzonder en wat betekent dat?”’
En toch merkt Steenstra dat ze ook na de trainingen blijft zoeken naar de juiste weg. ‘En dat is logisch, misschien zelfs goed. Daarom is het goed dat er een aanjager is. Alleen inhoudelijk vond ik de training met die VR-bril sessie te weinig subtiel. De discriminatie lag er te dik bovenop.’
Staat: ‘Die VR-bril video had slechts als doel om bewustzijn te vergroten en elkaar hierover te spreken.’
En dat is gelukt, merkt Steenstra. Maar hoe nu verder? De koersrichting, de handvatten en de richtlijnen waar Valbusa naar verlangde, moeten nog even op zich laten wachten. Steenstra: ‘Juist die subtiele vorm van discrimineren interesseert me. Daar wil ik gevoeliger voor worden. En vooral leren hoe daarop te reageren.’
Tot slot:
De workshops tijdens de landelijke dag tegen stagediscriminatie van 23 november aan Hogeschool Utrecht gaan onder andere over het spanningsvlak tussen juridische discriminatie en ervaren discriminatie (Ercan Büyükçiftçi), het lastige gesprek met de werkgever (Marjolein de Beus) en stagediscriminatie in de zorg (Vijay Chamman en Isata Allouti). Het maximale aantal deelnemers van honderd personen is bereikt en aanmelden is niet meer mogelijk.
- Sinds 8 november staat dit krukje op elk instituutsplein van de HU. Het is bedoeld om het gesprek over stagediscriminatie op gang te brengen. Zie onze eerdere reportage.
- Lees ook: De VR-bril in beeld