Interview

De collegevoorzitter blikt terug: ‘Het eerste jaar viel absoluut niet tegen’

Foto: Kees Rutten

Vijf minuten voor tijd zwaait ze de deur open. ‘Wat goed je te zien Rachel, kom lekker binnen, heb je al koffie?’ Wilma Scholte op Reimer is nu een jaar voorzitter. Hoe kijkt ze terug op haar eerste, turbulente jaar?

Hoe gaat het met je?
‘Heel goed. Ik ben lekker met m’n man en onze drie kinderen op vakantie geweest naar Montenegro. Vier verschillende hotels, bergen op, meer in, lekker relaxen: fantastisch.

Ik was ook wel toe aan vakantie. Vorig schooljaar was intensief, mede door alle bestuurswisselingen. Het afscheid van Tineke, de komst van Gerard, Eva nieuw… Afscheid nemen en een nieuw team vormen, dat wilde ik goed doen. En ik moest wennen aan mijn rol als voorzitter, de maatschappij wordt grilliger en dat komt ook de hogeschool binnen, natuurlijk. Die Holocaustlezing en die grietenlijsten waren pittig.’

Viel je eerste jaar als voorzitter tegen?
‘Nee, absoluut niet. Dat klinkt resoluut en zo bedoel ik het ook. Maar we moesten op scherp, vanwege een aantal onverwachtse ontwikkelingen. Dat was intensief.’

Heb je veel meer gewerkt of was je geraakt of..’
‘Geraakt, dat is het woord. Veel werken hoort erbij in mijn functie, en in een heleboel andere functies. Maar die “grietenlijst” vond ik verschrikkelijk en dat geldt ook voor die lezingenreeks over de Holocaust.’

Wat vond je het ergst?
‘Het aanschouwen van het leed. In het geval van de grietenlijst voelde ik de pijn van de slachtoffers en vroeg me af wat zij doormaakten. En wat me kwaad maakte, was hoe massaal die lijst was doorgestuurd. Ik dacht: beseffen jullie wel hoeveel impact dit heeft?’

Heeft dat je echt verbaasd?
‘Niet zozeer dat die jongens dat deden, hoewel dat ook echt niet goed te praten valt. Maar er zijn zoveel volwassenen die op de doorstuurknop hebben gedrukt. Daardoor werd het zo groot, ook voor de slachtoffers. Dat je zoiets doet, ik kan daar niet bij.’

‘Wie de daders precies zijn, vind ik niet interessant. De HU heeft, samen met de universiteit, een verantwoordelijkheid om dit soort gedrag tegen te gaan. En de vraag is dan wat wij kunnen doen als bestuur. Er zijn mensen die vinden dat we de banden met het corps moeten doorsnijden, maar daarmee los je niets op. Ten eerst kunnen we door in gesprek te blijven invloed houden. Ten tweede: die vereniging heeft een belangrijke functie voor de gezelligheid in het studentenleven.’

Denk je, zoals sommigen, dat het USC meer geneigd is tot het maken van dit soort grietenlijsten?
‘Nee, dat is niet wat ik denk. In alle verenigingen speelt de vraag, hoe ga je om met vrouwen, met kwetsbaarheid. Niet dat ik vrouwen kwetsbaar vind, laat dat helder zijn (lacht). En het besef dat je door social media iemand enorm kunt kwetsen is nog niet genoeg doorgedrongen.’

Wilma Scholte op Reimer tijdens het interview. Foto: Kees Rutten

De HU haalde afgelopen jaar meerdere keren het landelijk nieuws vanwege de samenwerking met het CIDI voor een collegereeks over de holocaust die zorgde voor veel kritiek. Het college besloot de reeks uit te stellen. Hij ging uiteindelijk wel door, met beveiliging. Meer erover lees je hier. In april publiceerde de HU een video waarin Wilma Scholte op Reimer terugblikte op de situatie.

Over de mediastorm rond het CIDI nam je een filmpje op. Was je daar tevreden over?
‘Ja, daarin stond precies wat Eva, Gerard (medebestuurders, red.) en ik wilden zeggen. We hebben even teruggeblikt op wat er was gebeurd om vervolgens goed verder te kunnen.’

Waarom wilde je er niet over geïnterviewd worden?
‘In alle eerlijkheid: ik wilde precies mijn eigen woorden kunnen kiezen. En dat iedereen mijn stem erbij kon horen en kon zien dat het me had geraakt. Dat kon beter met non-verbale communicatie.’

Er klonk wat gemor van mensen die zeiden dat je net niks zei in die video.
‘Oh ja? Dat mag (lacht). Maar serieus: als ze het onbevredigend hebben gevonden vind ik dat jammer. Dat was niet de bedoeling.’

De media spraken over ‘een draai van de HU’. Vond je het zelf ook een draai?
‘De media maakten er een draai van.’

Dus het lag aan de media?
Lacht. ‘Nee, nee, schrijf dat alsjeblieft niet in je stuk.’

Heb je ergens spijt van?
‘Wat ik gezegd heb in de video, zijn precies de woorden die ik eraan wil geven. Handig was het sowieso niet. Dat is het.’

En dan: ‘Ik vond het ingewikkeld om te reageren op het bericht in de Telegraaf. Ik las het op zondagochtend op weg naar de sportschool. En ik dacht: Hè? Zo ben ik helemaal niet! Met de kennis van nu had ik een ander bericht opgesteld. Hoewel ik ook niet weet hoe dáár dan weer op zou zijn gereageerd. En wat ik precies anders zou doen? Ik zou het niet weten, eerlijk gezegd. Je bent een speelbal op dat moment. Ik wilde dat zo snel mogelijk niet meer zijn en de regie terug nemen. Ik voelde me in een hoek geduwd en zag dat mensen gekwetst waren, doordat ze een verkeerd beeld hadden van ons. Ik ben doorgaans een goede slaper, maar in die weken heb ik me ’s nachts nog wel een extra keer omgedraaid.’

Is het nog wel leuk om bestuurder te zijn?
‘Zeker. Maar de polarisatie neemt toe. Ik kan het niet heel duidelijk aanwijzen, maar je ziet dat er meer demonstraties zijn, er is onvrede, ook mensen uit de hogeschool doen daaraan mee. Die protesten mogen er zijn, maar het luistervermogen neemt af. Het is ook mijn taak dat iedereen in gesprek blijft met elkaar. En ik vraag me vaak af hoe je dat moet doen, als bestuurder.’

Je hebt maar tachtig uur per week. Jouw taak is niet om de hele tijd met onredelijke mensen te praten, toch?
‘Soms wel. Ik moet het goede voorbeeld geven en proberen het perspectief van de ander ten minste te begrijpen. Vervolgens registreer ik wat dat doet met mijn eigen mening. Dat is de essentie van een kennisinstelling, vind ik. En we behoren ook de dialoog te faciliteren binnen de HU.’

Moeten we het niet gewoon weer gaan hebben over ons vak? Werktuigbouwkunde in plaats van Palestina?
‘Ja, daar ben ik het helemaal mee eens. Maar tegelijk moeten we niet gaan vermijden, het mag erover gaan. Soms werkt het beter om onderwerpen aan de orde te laten komen als de gelegenheid zich voordoet, tijdens het werken aan een mooi project. En bovendien: wat zijn gevoelige kwesties? Dat is niet alleen oorlog.’

Waar doel je op?
‘Wil je een voorbeeldje uit mijn eigen oude vakgebied? Achter het gebruik van het woord “patiënt” of “client” zit veel lading. Hoe noemen we binnen onze vakgroep de mensen voor wie we zorgen? Niemand uit de welzijns –  en gezondheidzorg heeft er iets op tegen samen te werken. Maar als het op woordkeuze aankomt, ben je dan bereid je eigen term los te laten? Om complexe vraagstukken in de maatschappij op te kunnen lossen, moeten we elkaar tussen de vakgebieden kunnen verstaan.’

Wilma Scholte op Reimer tijdens het interview. Foto: Kees Rutten

Is dat iets waar je je de komende vijf jaar op gaat richten?
‘Ja, in het oefenen in het samenwerken tussen opleidingen. En de erkenning voor hoe ingewikkeld dat is, mag wat mij betreft ook groter.

Samenwerken aan een project, zoals hoe we dat doen aan de Cartesiusweg, klinkt mooi. Maar het vergt een inspanning van de roosteraars, de docenten en de bedenkers van het curriculum om dat te organiseren. We hebben een heel aantal jaren nodig om meer van dat soort samenwerkingen aan te gaan. Ze vergen wat, en ze moeten het waard zijn.’

Hoe bepaal je dat?
‘Door te horen dat we betere vakmensen afleveren. Van werkgevers, afgestudeerden of studenten zelf. En te vernemen dat we daadwerkelijk iets hebben bijgedragen aan de regio.’

Heb je wel eens gehoord dat een project niet geslaagd was?
‘Jazeker. Dan ging het te snel. Soms krijgt iets in het curriculum een plaats, zonder dat docenten zich er goed op hebben kunnen voorbereiden. Of je hebt al mooie afspraken met bedrijven uit de regio, zonder dat het curriculum erbij past. Dat speelt bij allerlei projecten die we doen.’

Hoe geef je daar als collegevoorzitter leiding aan?
‘Door iedereen te bevragen, waar ik ook kom. We willen als nieuw college meer dan onze voorgangers, de organisatie in, naar de mensen toe. We stoppen niet bij het contact met de instituutsdirecteuren. Dat doorfluistersysteem werkt niet, en het is ook een plezier om met iedereen te praten. Mijn tijd is inderdaad beperkt, maar dan is het toch misschien een kwestie van iets minder papier maken en iets meer doen.’

‘Papier maken’?
Precies. Ik denk dat we ook met wat minder beleidsstukken ook heel effectief kunnen zijn.’

Maakte je voorganger Jan Bogerd te veel papier?
‘Hahaha, nee dat wil ik niet zeggen!’

Toch nog één vraag over de Holocaustlezingen. Kunnen we nog wel samenwerken met partijen als het CIDI?
‘Ja, maar het gaat om de aard en bedoeling van de samenwerking. Maar de de vraag “Waarom werk ik met deze partij samen?” is belangrijker geworden. Je moet het beter kunnen uitleggen dan vroeger. Daar wordt vaker om gevraagd. Je moet je sowieso tegenwoordig beter kunnen verantwoorden.

In je eerste gesprek vroeg je me of ik vliegschaamte had. Dat zette me aan het denken en inmiddels heb ik het meer dan toen. Ik ben er trots op dat we per 1 januari de NS Businesscard hebben ingevoerd. Terwijl ik een fervent autorijder was. Dakje open, heerlijk. Toen ik daarmee stopte moest ik weer aan een heleboel gaan mensen gaan uitleggen waarom ik nu elke dag in die gele rups stap. Het jezelf verantwoorden houdt nooit op. En ik doe er maar mijn voordeel mee.’

Wat is het voordeel?
‘Dat je nieuwe inzichten opdoet. Soms hoor ik mezelf iets uitleggen en dan denk ik: Wilma, geloof je jezelf nog wel? En dan denk ik vervolgens: Wacht even, ik ga het tóch anders doen. Vis-schaamte heb ik nog steeds niet, hoewel ik erg van duiken houd. Wie weet, als je me de volgende keer interviewt.’

Wat wil je veranderen aan de HU?
‘Ik wil meer studenten die meedoen aan het onderzoek. En de diensten zoals  ICT, bedrijfsvoering, finance en HR moeten meer met elkaar in gesprek zijn om beter samen te werken, ook met onderwijs en onderzoek. Studentsucces moet natuurlijk ook hoger, dat is cruciaal. Dat studenten goede vakmensen worden en tevreden zijn over hun opleiding. Die NSE moet omhoog en de uitval moet omlaag.’

Je voorganger Jan Bogerd relativeerde de NSE nogal eens.
‘Ik niet. We kunnen veel leren van die resultaten.’

Wat betreur je van het afgelopen jaar?
‘We hebben afgelopen jaar veel in het werk gesteld om meer erkenning te krijgen voor de studieverenigingen, maar dat is niet gelukt. Ik vind niet per se dat ze meer geld moeten krijgen, maar ze zijn zeer waardevol. We hebben dat te veel als een beleidsstuk opgepakt en er te weinig studenten voor gesproken. Komend jaar gaan we het opnieuw proberen.’

We gaan bezuinigen. Moet er personeel weg?
‘Nee. Er hoeft helemaal niemand weg. We staan er goed voor.’

Wat vind je een goede laatste vraag?
‘Waar ik ’s ochtends voor opsta. Dat is namelijk voor de studenten die hier rondlopen.’

Zijn studenten niet een beetje verwend tegenwoordig?
Nee. Maar corona heeft ze geen goed gedaan. Ze zijn twee jaar lang niet getraind in sociale vorming en dat zie je terug. Met elkaar in gesprek gaan en omgaan met meningsverschillen. Hoe zorg je dat je er dan uitkomt in plaats van terug te gaan naar je kamer.’

Wat is je tip van de dag voor de studenten?
Stel eens een vraag aan iemand die je niet durft te stellen. Wees niet vermijdend.’